Door op 10 april 2013

Column Wie in de tuin schept schept een band

Als jochie van zes mocht ik achter het huis aan de Tooropstraat een stukje van de tuin benutten. Omdat ik zo graag spinazie lustte en sla , mocht ik het zelf gaan verbouwen. Met een schepje en een speelgoedharkje bewerkte ik de grond, zaaide de spinazie in en ook wat bloemen. Salvia’s en nog iets.

Daaraan moest ik denken, toen enige tijd geleden enkele raadsleden in wijkcentrum De Componist voorlichting kregen over het initiatief Stadsmoestuinen.


Gaat het om het leuke groene tijdverdrijf, het plezier van een beetje natuur in de buurt, het besparen in het huishoudboekje? Iedere tuinier heeft zo zijn of haar eigen reden om iets met een moestuintje te doen. De gemeente moet het initiatief toejuichen. In 2020 wil de wethouder, dat Assen CO2-neutraal zal zijn. En de CO2-uitstoot wordt teruggedrongen. Nu tikt dat niet indrukwekkend aan, maar vergeet niet, dat een product uit de supermarkt gemiddeld 2400 km aflegt tussen de producent en de eettafel. Er wordt dus heel wat olie verstookt om een portie rijst op tafel te krijgen. Bovendien zijn producten uit de Stadsmoestuin hoogstwaarschijnlijk onbespoten, biologisch en goedkoop. Dat biologische is overigens bedenkelijk, want bespoten producten groeien ook en zijn daarmee biologisch. Waarom biologische producten in de winkel duurder zijn, roept vragen op. Immers er is bespaard op bestrijdingsmiddelen en bovendien op werktijd. Maar dit terzijde.

Het fenomeen Stadsmoestuinen biedt verder tal van voordelen.
Samen met de buren en anderen werken in de tuin, bestrijdt eenzaamheid en leidt tot vriendschap. Wie in de tuin schept, schept een band. De mensen leren iets over de natuur. Kinderen leren dat dan ook, wat wellicht leidt tot meer respect voor de natuur. Ongetwijfeld wordt bewuster omgesprongen met de groene leefomgeving, een groeiend aantal vogels en insecten. Wie tuiniert, beweegt, gaat gezonder en bewuster eten, waardoor niet zo gauw sprake is van overgewicht. Genetische manipulatie is niet aan de orde.
Maar is de moestuinier een armoedzaaier? Iemand, die aanvulling zoekt op zijn boodschappenmandje van de voedselbank? Of is het de stad, die als armoedzaaier moet  worden bestempeld? Dat laatste is het geval. De stad mist iets als er geen Stadsmoestuinen zijn. Een gemiste kans, die toch weer op elk moment is te benutten. Groenonderhoud vervalt bij het beschikbaar stellen van gemeentelijke grond. Immers de stadsboeren doen het. Het onderwijs kan inspelen op de beleving bij de kinderen. Leefkwaliteit van de buurt stijgt en daarmee de waarde van de grond. Samenwerking met sociaal maatschappelijke organisaties leidt tot vrijwilligersprojecten rondom moestuinen.

Een theoretisch verhaal? Vast staat, dat het tegendeel niet waar is. Er zou eigenlijk een hoofdmoestuin moeten komen in de vorm van een nagebouwde boerderij uit de dertiende eeuw, toen Assen is ontstaan. Dat zou een mooi alternatief zijn voor een veel te duur Milieu Educatief Centrum. Ook met eenvoud kun je de natuur beleven en daarmee worden herinnerd aan Dr. Fop I. Brouwer, die zijn radiopraatje altijd eindigde met zijn gelouterde uitspraak: “Al wat leeft en groeit en ons altijd weer boeit”.

Luc Rengers